uit Hoofdstuk 29. Ontheemd.

 

 

“Heerlijk, die lucht hier. Ik ruik de zee.” Jenny strekte haar armen en haalde diep adem. Frederik had een vakantiehuis aan de Zeeuwse kust gekocht. Wanneer ze konden gingen ze erheen en brachten ze er hun weekend door.

Hier leek er wind door haar steeds heviger piekerende hersens te waaien, haar angsten en gevoel van vervreemding wegblazend in het grote niets.

Ze voelde zich gevangen in zichzelf. Er was een virtuele Jenny in haar virtuele wereld, plezierig en kalm functionerend thuis, op het werk, in de gemeenteraad, in de dagelijkse contacten. Maar de echte Jenny, het kind van vroeger, was aan het verdrinken. Haar eerste huwelijk leek een luchtspiegeling te zijn geweest. Ze was onthecht, een onecht persoon, een voorgeprogrammeerde robot. Soms huiverde ze bij die gedachte. Ze dwong zich in de spiegel te kijken. “Dat ben ik … toch? Ik? Ik?” Wat ging er toch om in dat hoofd … werd ze langzaam gek?

 

Ze maakte zich zorgen om Sander junior. Hij bleef het moeilijk hebben met de terugkomst van zijn vader. Hij wilde een verklaring, excuses, schuldbekentenis. Hij was boos op zijn vader, de verrader. Hij wilde zijn vader van vroeger terug. Dat klonk bekend, dacht ze.

Ze voelde zich onmachtig, Sanders gemis en gevoel van verraad kon ze niet lichter maken. Het maakte haar eigen gemis van vader heviger voelbaar. Sander zou toch niet net zo ongelukkig worden als zij?

Ongelukkig – dat was het, het hoge woord was eruit. Ze was ongelukkig, ongelukkig. Maar ze had geen recht op ongelukkig zijn. Ze had immers twee mooie, lieve kinderen, een echtgenoot die lief was voor haar. Ze woonde in een prachtig huis, leed geen honger, had een zinvol bestaan. Waarom die afschuwelijke sehnsucht? Waarom dat gevoel alsmaar in de wachtkamer te zitten? Wachten waarop?

Ze was een vreemde in de spiegel, waarin ze steeds vaker keek op zoek naar zichzelf achter dat strakke gezicht.

 

Het werd nooit meer goed tussen Sander junior en zijn vader. Na wat ontmoetingen in het begin bekoelde Sanders behoefte aan contact. De ontmoetingen werden beperkt tot verjaardagen, de diploma-uitreiking van de middelbare school en dat soort zaken. Helen onderhield een warmere band met haar vader, al begreep ze Sanders gevoel wel. Maar het was haar vader, en hij was zo aardig en leuk. En haar halfbroer Ricardo was wel boeiend met zijn Amerikaanse accent.

 

De tijd kwam dat beide kinderen het huis uit gingen.

Sander ging rechten studeren in Leiden en Helen psychologie in Amsterdam. Jenny was trots op haar kinderen en op zichzelf. Ze had dit in elk geval tot zover goed gedaan. Zonder hun vader. Vader, vader, echode het woord in haar hoofd. Vader, ik mis je nog steeds. Steeds meer. Wat moet ik in het leven? Ik zoek houvast.

..........

Jenny was dwangmatig geworden. Ze leefde in vaste patronen en rituelen, waarvan niet kon worden afgeweken, onder geen beding. Boodschappen deed ze steevast om half zes. Iedere maandag kocht ze bij de poelier gegrilde kip, dinsdag een kant-en-klare spaghettischotel bij de supermarkt, woensdag vis van de viskraam, donderdag brood, vrijdag de chinees, zaterdag een pizza en zondag weer een kant-en-klaarmaaltijd.

Koffie drinken met Pia was eens per week op woensdag, in hetzelfde etablissement. Pia stelde voor om eens ergens anders heen te gaan maar dat wimpelde Jenny af. Zelfs in haar kledingkeuze had ze vaste dagen.

Pia uitte haar zorg over die dwangmatigheid. “Dat is niet gezond, Jenny. Daar moet je echt wat aan doen. Ga eens praten met een professioneel iemand, liefje.”

 

Jenny apprecieerde Pia’s bezorgdheid. Inderdaad, het was zo. Maar waarom zou ze het anders doen? Het gaf haar structuur, ze had zoveel anders om over te piekeren.

In Zeeland was dat anders. Daar ging ze met Frederik uit eten, natuurlijk altijd in hetzelfde Indische restaurantje. En ze nam altijd hetzelfde: nasi rames. Net als vroeger, thuis. Strand, zee, branding. Heerlijk vond ze het om tegen zonsondergang langs de waterlijn te lopen, de golven over haar voeten te voelen spoelen. Soms liep ze tot ver na zonsondergang en kwam ze in het donker thuis, waar een bezorgde Frederik haar opwachtte. Ze wandelde graag alleen, dat gaf haar zo’n rust, had ze hem lief maar duidelijk te kennen gegeven. Als ze weer binnen kwam, weg van de zee, dan voelde ze de lege donkerte in zichzelf weer bezit van haar nemen. Zelfs de schim van haar ‘ik’ was nu onzichtbaar geworden.

Structuur, dat was haar houvast. Vaste patronen en rituelen waren nodig om te blijven functioneren als de Jenny zoals iedereen haar kende. De adequate, goed uitziende Jenny.